België heeft drie officiële talen: ongeveer zestig procent van de bevolking spreekt Nederlands (vooral in Vlaanderen), veertig procent spreekt Frans (vooral in Wallonië), en minder dan een procent spreekt Duits, in de Oostkantons.
De culturele en linguïstische diversiteit van het land heeft geleid tot een complex politiek systeem, waarbij in principe de grondgebonden bevoegdheden – zoals economie, werkgelegenheid en openbare werken – liggen bij de Gewesten (het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse), en de persoonsgebonden materies – zoals onderwijs, cultuur en welzijn – bij de Gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige), met een overkoepelende federale overheid voor het hele grondgebied, bevoegd voor onder meer defensie, justitie en de sociale zekerheid.
In de Vlaamse regio’s is het wenselijk dat ook de Franse taal goed gesproken en begrepen wordt. Dit geldt vooral voor regio Brussel, Vlaams-Brabant, Oost- en West Vlaanderen.